Kunstenaars laten al heel lang hun stem horen tegen milieuschade en klimaatverandering. Maar nu vragen ze zich af wat de kunstwereld kan doen om haar eigen uitstoot te beperken. David Saillen denkt dat verzekeraars hen kunnen helpen.

Als de vraag wordt gesteld welke economische sectoren de meeste druk voelen om hun uitstoot te verminderen, worden productie, vervoer en energie vaak als eerste genoemd. Voor kunst geldt dit niet, waardoor het verbazing kan wekken dat de kunstwereld zich bewust is van haar impact en deze onderzoekt. Maar hoe kunnen verzekeraars hen helpen?

Kunstenaars maken al lang kunstwerken met een sterke milieuboodschap. Neem bijvoorbeeld de Schotse schilder Iain Campbell, die zijn portretten van mensen uit de hele wereld in zwarte verf doopte tijdens de besprekingen van de Klimaatconferentie van Glasgow 2021 (COP26), als symbool voor de levens die door klimaatverandering worden verwoest. Twee jaar geleden maakte de Nederlandse kunstenaar Thijs Biersteker in samenwerking met een wetenschapper een digitale kunstinstallatie in Parijs met als doel de impact van klimaatverandering op de natuur in real time te tonen.

Maar nu richt de kunstwereld de aandacht op zichzelf. In 2020 werd de wereldwijde markt voor kunstverkoop geschat op ongeveer $50 miljard. Voeg de waarde van museums, galerijen en veilinghuizen daar aan toe en de omvang van de sector zal voor iedereen duidelijk zijn. Hoewel de impact van de kunstwereld misschien niet zo overduidelijk is als die van een papierfabriek of chemicaliënbedrijf, draagt ze duidelijk bij aan de uitstoot. Dit feit wordt nu door velen in de sector erkend.

De uitstoot van kunst meten

Kate MacGarry, eigenaar van de gelijknamige galerij in Oost-Londen, publiceerde onlangs de CO2-uitstoot van haar galerij op de website van de Gallery Climate Coalition. In 2018/2019 bedroeg deze 24 ton, het equivalent van 40 retourvluchten tussen Londen Heathrow en New York JFK. Die vergelijking is treffend omdat 45% van de CO2-uitstoot van de galerij uit vluchten bestond, onder andere naar kunstbeurzen. De galerij van MacGarry is slechts één voorbeeld. Julie's Bicycle, een kunstorganisatie die zich inzet tegen klimaatverandering, schat in een rapport dat de wereldwijde kunstmarkt 18 miljoen ton CO2 per jaar produceert, of zelfs 70 miljoen ton als de uitstoot van bezoekers wordt meegerekend.

Hieruit blijkt meteen dat een groot deel van de uitstoot van de sector door vervoer wordt veroorzaakt. Voordat een grote tentoonstelling publiek kan ontvangen, moeten de kunstwerken naar het museum of de galerij worden vervoerd. Kunstverzekeraars geven traditioneel de voorkeur aan weg- of luchttransport in plaats van zeetransport, waardoor de uitstoot hoog is. Maar waarom is de verzekeringsbranche er zo op tegen om kunst over zee te vervoeren? Daar zijn meerdere redenen voor. Dit zijn onder andere: onzekerheden over het inladen en stapelen van containers, de mogelijke impact van lange reizen door verschillende klimaatzones heen, het risico dat een container met waardevolle kunst wordt vervoerd op een schip waarop zich ook zaken bevinden die brandrisico veroorzaken, zoals chemicaliën of elektrische auto's, het risico dat een container overboord slaat of zelfs wordt opgeofferd als zich een noodgeval voordoet. Recente voorvallen, zoals problemen met havencongestie en het vastlopen van megacontainerschepen zoals de Ever Given in het Suezkanaal, waren evenmin gunstig voor het vertrouwen van verzekeraars.

Behalve de kunstwerken zelf reizen ook kunstenaars en bezoekers. Er zijn verplaatsingen naar en vanaf kunstbeurzen en bezoeken aan tentoonstellingen. In totaal moeten er dus enorm veel reizen worden gemaakt, waarvan er veel niet in economy class zullen zijn. Wanneer er een kunstbeurs plaatsvindt, wordt de lokale luchthaven soms tijdelijk een van de drukste landingshavens voor privéjets ter wereld.

Gebouwen zijn ook een grote bron van uitstoot in de kunstsector. De ruimtes waar kunst wordt tentoongesteld, zijn vaak groot en open met hoge plafonds, wat niet bepaald energiezuinig is. Sommige nieuwe tentoonstellingsruimtes worden zo gebouwd dat ze een minimum aan energie verbruiken, maar de oudste zijn gebouwd lang voordat lage uitstoot als concept bestond. Gebouwen kunnen weliswaar energiezuinig worden gemaakt, maar de meeste instellingen hebben geen budget om zulke grootschalige verbouwingen te financieren. Ventilatiesystemen zijn vaak oud, terwijl het klimaat – de temperatuur en vochtigheid – in deze gebouwen vaak moet worden beheerst om de kunstwerken te beschermen. Dit betekent dat de airconditioningsystemen en verlichting soms 24 uur per dag aan staan.

Rol van de verzekeraar

Dus, welke rol kunnen verzekeraars spelen om hun klanten in de kunstwereld te helpen bij het beperken van hun CO2-uitstoot? Dat is een vraag die we onszelf bij Liberty Special Markets de laatste tijd vaker hebben gesteld. Voor individuele assuradeuren en de bredere markt zijn er zeker kansen om een meer ondersteunende rol te spelen.

Eén idee dat actief wordt overwogen, is dat van 'vervangen door beter'. Als een museum bijvoorbeeld beschadigd raakt en een deel van het gebouw moet worden vervangen, bouw dan niet hetzelfde als wat er al stond. Overweeg in plaats daarvan een renovatie die de CO2-uitstoot verlaagt, zoals betere isolatie, efficiëntere materialen en misschien een andere vorm van verwarming. Op deze manier kan de uitstoot van de sector stapsgewijs worden verlaagd.

Een ander interessant idee is het bevorderen van milieubewust gedrag. Dit zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat museums en galerijen met een laag energieverbruik en een lage uitstoot door hun verzekeraar worden beloond. De voorzieningen in gebouwen zouden een soort milieuscore of -label kunnen krijgen, waarop verzekeraars zich zouden kunnen baseren. Tijdens het acceptatieproces zouden we klanten meer vragen kunnen stellen over de noodzaak om een specifiek temperatuurbereik of een bepaalde vochtigheidsgraad te handhaven. Wanneer is dat echt nodig en wanneer is het gewoon een standaardprocedure?

Een andere positieve stap zou zijn om het verzekeren van zeetransport eenvoudiger te maken. Dit kan betekenen dat verzekeraars bereid zijn meer risico te accepteren om 'netto nul uitstoot' te bevorderen, of flexibel genoeg zijn om verschillende tarieven te rekenen voor lucht- en zeetransport. Ook technologische ontwikkelingen zouden zeetransport acceptabeler kunnen maken voor verzekeraars. Dergelijke technologische innovaties zouden ook bevorderlijk kunnen zijn voor het verzekeren van mobiele tentoonstellingen, die als geheel van locatie naar locatie gaan. Wat betreft uitstoot is dit efficiënter dan om meerdere afzonderlijke kunstwerken vanuit de hele wereld naar een tentoonstelling te vervoeren.

Druk van kopers

De kunstkopers van nu zijn anders dan die van 10 of 20 jaar geleden. De waardering van kunst en het verlangen om het te bezitten, veranderen van generatie tot generatie. Er zijn milieubewuste consumenten die oog hebben voor de klimaatimpact van elk kunstwerk en elke tentoonstelling. Dit geldt ook voor investeerders. Voor deze mensen is een bezoek aan een overmatig verwarmd, slecht geïsoleerd monument misschien niet zo aantrekkelijk meer.

Op dit moment bestaat er geen marktbreed forum waar kunstverzekeraars en makelaars kunnen bespreken hoe ze hun klanten het beste kunnen helpen bij hun reis naar 'netto nul'. Het zou goed zijn als zo'n forum zou bestaan, want hoewel de kunstsector niet wordt beschouwd als een sector die essentieel is voor deze ontwikkeling, kan ze een cruciale rol vervullen. Vanuit die gedachte zouden verzekeraars zich ondersteunend en faciliterend moeten opstellen, zodat de kunstwereld het goede voorbeeld kan geven op het gebied van milieu-, sociale en maatschappelijke kwesties.